Myositisblot, antistoffen tegen Jo-1, PL-7, PL-12, EJ, OJ, SRP, PM-Scl, Mi-2, Ku, TIF1gamma, MDA5, NXP2, SAE1
ALGEMEEN | |
Omschrijving op aanvraagformulier | Myositisblot (antistoffen tegen Jo-1, PL-7, PL-12, EJ, OJ, SRP, PM-Scl, Mi-2, Ku, TIF1gamma, MDA5, NXP2, SAE1) |
Aanvraagcode | A052 |
Afkorting | myo-ser |
Aanvraagformulier | Immunodiagnostiek (10) |
TESTEN | Techniek | Normaalwaarden |
Myositisblot, antistoffen tegen Jo-1, PL-7, PL-12, EJ, OJ, SRP, PM-Scl | Lijnblot | Negatief |
AFNAME | Hoeveelheid | Temperatuur | |
serum (of de dubbele hoeveelheid gestold bloed) | 2 ml | 2°C-8°C |
Verzenden via | Sanquin chauffeur: vervoeren bij 4°C PostNL: standaardverzendverpakking |
Temperatuurslimiet | geen scherpe temperatuurslimiet |
Tijdslimiet | geen scherpe tijdslimiet |
Materiaalcode | 4SS |
TARIEF | Tariefcode | Cluster | Prijs (€) | Aantal |
Myositis serologie | 2033 | 2033 | 98,31 | 1 |
DESKUNDIGEN | |
Laboratorium | Autoimmuunziekten, Tel. 020-512 3248 |
Deskundigen | mw dr Gelderman (IP) K.A., medisch immunoloog, E-mail: Immunopathology@sanquin.nl |
OPMERKINGEN | Bewaartermijn monsters voor aanvullend onderzoek: tot 4 weken na de initiële uitslagbrief Antistoffen tegen de histidyl-tRNA synthetase, Jo-1 worden bij ongeveer eenderde van de myositis patiënten gezien. De frequentie van antistoffen tegen andere tRNA-synthetasen (PL-7, PL-12, EJ en OJ) is veel lager, ongeveer 3%. Deze antistoffen komen vooral voor bij patiënten met het anti-synthetase syndroom. Antistoffen tegen Mi-2 worden vooral gevonden bij dermatomyositis. De frequentie is laag (<10%). De antistoffen zijn ook beschreven bij polymyositis en inclusion body myositis. Antistoffen tegen SRP zijn myositis specifiek. De frequentie is laag (3-6%). Antistoffen tegen PM-Scl zijn kenmerkend voor het polymyositis/sclerodermie overlap syndroom. De frequentie is laag (3-6%) Antistoffen tegen Ku zijn niet myositis specifiek maar worden gezien bij patiënten met systeemziekten vooral bij overlapsyndromen van myositis en sclerodermie. De frequentie is laag (<3%). Publicatie: R. Brouwer et al. Ann Rheum Dis 2001, 60:116 Antistoffen tegen TIF1gamma zijn beschreven bij dematomyositis. Er is een associatie met maligniteiten waarbij de specificiteit voor kanker geassocieerde dermatomyositis afhankelijk is van de titer (review van S. L. Tansley et al. in Curr Opin Rheumatol 2013 25:772). Antistoffen tegen NXP2 zijn oorspronkelijk beschreven bij juveniele dematomyositis. In volwassenen worden de antistoffen gevonden bij dermatomyositis en polymyositis. De meeste volwassen patienten vertonen spierzwakte, verhoogde CK concentraties en calcinosis. Andere orgaanbetrokkenheid werd zelden gezien. In een Japans cohort van dermatomyositis en polymyositis patienten werd een associatie met kanker gerapporteerd (review van Livia Casciola-Rosen and Andrew L. Mammen in Curr Opin Rheumatol 2012 24:602) Antistoffen tegen MDA5 zijn geassocieerd met dermatomyositis waarbij slechts een milde myopathie wordt gezien en vooral huid- en longbetrokkenheid beschreven zijn (review van Livia Casciola-Rosen and Andrew L. Mammen in Curr Opin Rheumatol 2012 24:) Antistoffen tegen SAE1 zijn geassocieerd met dermatomyositis (E. Tarricone et al, J Immunol Methods 2012; 384:128). |
INDICATIE ONDERZOEK | Myositis Overlap myositis Polymyositis Dermatomyositis Sclerodermie |
laatste wijziging: 25 januari 2024